Verzorging van botanische fuchsia’s
Handleiding voor de verzorging van botanische fuchsia’s | Download |
Voor de verzorging van botanische fuchsia’s is geen kant en klaar recept te geven. Dat is eigenlijk wel logisch, want we vinden botanische fuchsia’s op verschillende plaatsen in de wereld: in Zuid- en Midden-Amerika, in de Dominicaanse Republiek, op Tahiti en in Nieuw-Zeeland. Maar dat niet alleen, botanische fuchsia’s groeien van zee niveau tot soms wel meer dan 3.500 m hoog in de bergen, soms in gebieden waar maanden per jaar nagenoeg geen regen valt. Ze overleven dan door knollen te vormen of ze groeien in juist natte gebieden. Kortom, de ene botanische fuchsia moeten we anders behandelen dan de andere.
Met behulp van tips die wijlen Dave Green heeft achtergelaten en verzorgingstips die Mia Goedman in haar boek vermeldt, hebben we de belangrijkste zaken hieronder voor u op een rijtje gezet. Beiden baseren ze hun verzorgingstips op de omstandigheden, waaronder de diverse soorten in de natuur groeien. Per sectie volgen we zoveel mogelijk het verhaal van Mia Goedman in haar boek Botanische Fuchsia’s.
Per sectie worden eerst algemene tips gegeven en vervolgens wordt per soort iets gezegd over het leefgebied waar ze in het wild groeien, Daarna over overwintering, opkweek en verzorging in voorjaar en zomer en iets over het stekken van de soort. E.e.a. is aangevuld met ervaringen binnen de Botanische Groep, vooral van Tiny van de Sande.
Voor alle soorten, luchtige grove potgrond gebruiken.
SECTIE ELLOBIUM:
Deze sectie bestaat uit 3 soorten of species: F. splendens, F. fulgens, F. decidua.
Het verspreidingsgebied van deze sectie reikt van de altijd groene nevelwouden en vochtige dennen- en eikenbossen in het noorden van Costa Rica tot het veel drogere gebied van Mexico op hoogten tussen 1.450 en 3.400 meter.
Fuchsia decidua
Deze vaak als epifyt groeiende soort bloeit in de droge tijd op het kale hout. Meestal direct na de winter. Deze soort heeft wortelknollen, dus niet teveel water anders kunnen de knollen gaan rotten. Verder zijn het makkelijke planten voor in de halfschaduw.
Fuchsia fulgens (en zijn varianten)
Groeit in dezelfde streken als F. decidua, maar dan in de regentijd.
Daar water en voedsel in de knollen worden opgeslagen moeten de planten niet continu nat worden gehouden anders gaan de vlezige wortels rotten. Dus de potgrond af en toe laten opdrogen. ’s Winters kunnen de knollen in turfmolm overwinteren of gewoon droog in de pot laten op een plek dichtbij de warmtebron, want de plant houdt niet van koude voeten. In de zomer op een frisse zonnige plek. Regelmatig bijmesten.
F. splendens en F. cordifolia
Groeit in vochtige natte bergwouden op 2.000 m tot 3.500 m hoogte. Deze species dus relatief meer water geven dan de andere soorten in deze sectie.
Deze soorten kunnen niet tegen vorst, dus de temperatuur in de kas op 5 °C houden. Humusrijke potgrond die goed doorlatend is, gebruiken. Tijdens de groei veel water geven en regelmatig bemesten. Na de bloei eventueel wat terugsnoeien. Stekken wortelen gemakkelijk.
SECTIE ENCLIANDRA:
Encliandra species komen voor in hooggelegen (1.500 m-2.500 m) bergwouden, waar in de kloven en ravijnen veelal koele en vochtige omstandigheden heersen. In onze streken leven ze dan ook op in juli augustus als de nachten langer en vochtiger worden. De potgrond dient poreus en humusrijk te zijn.
Deze species in een lichte kas overwinteren en niet te rigoureus snoeien want de hoofdbloei valt meestal op scheuten die het vorige jaar zijn gemaakt. (Ik snoei rustig rigoureus en heb altijd veel bloei, Tiny).
Het zijn over het algemeen makkelijke planten, die licht en vorstvrij bij 5 °C kunnen overwinteren.
F. x bacillaris en F. microphylla ssp. hidalgensis zijn behoorlijk winterhard.
F. ravenii heeft veel water nodig . Geef ze een niet te zonnige plek.
Beste is half schaduw, dat laatste geldt ook voor de andere species uit deze sectie.
SECTIE FUCHSIA:
Sectie Fuchsia algemeen
Dit is de grootste sectie en bestaat uit 52 soorten. Vele daarvan verlangen verschillende behandelingen. Daarom zal ik ze elk afzonderlijk behandelen. Het belangrijkste bij het verzorgen van botanische fuchsia’s is dat zij niet uitdrogen. De meeste soorten vinden we in de zgn. çloud forests; dit zijn bossen en bergwouden die op verschillende hoogten tussen de 900 en 3.300 m voorkomen.
Omdat de nevel overdag naar beneden komt, krijgen ze regelmatig hun vocht.
De bodem bestaat uit mossoorten en afgevallen bladeren die het hele jaar door vallen. Er ontstaat zo een dikke humusrijke verende laag. Omdat de onderlaag veelal uit rotsen en gesteente bestaat wortelen de meeste planten zeer oppervlakkig. Ze hebben ook geen sterk wortelstelsel nodig want er is toch voldoende vocht. Fuchsia’s uit deze sectie hebben dan ook vaak een zwak wortelgestel! De beste manier om natte voeten, vooral in een koude periode, te voorkomen is heel simpel: niet te grote potten en pas verpotten als de plant goed geworteld is.
F. ampliata
Een soort die groeit in Ecuador en Zuid-Colombia op hoogtes tussen 2.850 en 3.500 meter. Ze groeit in heggen op droge hellingen, langs stroompjes en in de hogere nevelwouden.
F. andrei
Deze soort komt uit Ecuador en Peru (1.130 tot 3.000 m).
Planten zijn vorstgevoelig. In de herfst vroegtijdig binnenhalen, ook al staan ze nog in volle bloei. Overwinteren op lichte plek bij 5-10 graden Celsius. Bij hogere temperaturen in de winter kunnen ze doorbloeien of in januari al beginnen.
Vragen in het algemeen veel water. Het is een gemakkelijke plant die goed te stekken is. De plant groeit in een paar jaar uit tot een sterke plant en kan goed worden teruggesnoeid.
In de zomer een plaats in halfschaduw. De potgrond moet luchtig en humusrijk zijn.
F. austromontana
Deze soort komt uit Noord Bolivia en Zuid Peru. Ze kan gevonden worden in de hogere wouden tot op een hoogte van 3.500 meter.
F. ayavacensis
Door de afhangende takken gevoelig voor botrytis. Plant tussen gietbeurten door goed laten opdrogen.
Deze soort komt uit Zuid-Ecuador en Noord-Peru op de drogere westhellingen van de Andes. Zie voor de verzorging verder sectie fuchsia algemeen.
F. aquaviridis
Deze soort behoort tot de loxensis-groep en komt voor in Ecuador op ongeveer 3.000 meter in struikgewas op vochtige plekken aan de kant van de weg in nevelbos.
F. boliviana
Deze soort is niet veeleisend en waardoor compost als plantgrond voldoende is. Het wordt een zeer grote plant en zij moet niet te veel mest krijgen omdat ze anders erg slap wordt. Zolang ze in een goed ontwikkelde compost staat bloeit ze lange tijd met zeer veel bloemen. Overwinteren bij 5 °C in een lichte kas. Zij zal dan of de gehele winter doorbloeien of bij sterke terugsnoei doorgroeien en vroeg met de bloei beginnen. Zij is extreem gevoelig voor lage temperaturen. Kan in koude juni nacht alle bloemen laten vallen en bladeren. Vraagt veel water als hij sterk groeit. Niet blijven doortoppen dan bloeit hij niet.
F. campii
Groeit in Ecuador in struikgewas, langs beekjes, langs wegen in grasland op vochtige hellingen (2.300-2.700 m).
Als in algemeen aangegeven.
Kan goed worden gesnoeid ook voor de winter.
F. cinerea
Deze soort groeit in Ecuador en Colombia. Ze groeit in normale potgrond en krijgt spaarzaam water omdat ze uit een droog gebied aan de oostzijde van de Andes komt. Ze groeit in een open landschap zonder bomen en groeit tot boven de 3.000 meter. Overwinteren bij een temperatuur van 5 °C of daarboven zal hij doorbloeien of vroeg beginnen. Jonge planten uit de zon houden. Kan goed worden gesnoeid, ook voor de winter.
F. coriaceifolia
Deze soort komt uit een gebied in Centraal Peru. Deze soort groeit in kreupelhout en langs waterstroompjes.
F. crassistipula
Deze komt uit Centraal Colombia en heeft een licht purperen glans over de bladeren en de bloemen. Ze wordt gecultiveerd in gelijke delen compost en shingle. De plant wordt bij elke derde gietbeurt licht bemest. De plant mag in de volle zon staan. Deze soort stelt hoge eisen. De wintertemperatuur moet minimaal 5 °C zijn liefst hoger. Heeft hekel aan direct zonlicht. Luchtvochtigheid dient hoog te zijn, dus oppassen voor botrytis. Zorg verder voor een humusrijke potgrond met perlite. Het water mag niet in de pot blijven staan. (Anthuriumgrond wordt door Mia Goedman aangeraden.)
F. decussata
In het gebied van oorsprong in Peru groeit deze species verspreid in kreupelhout maar ook wel in niet al te dichte bossen op hoogten van 2.900-3.400 m.
Voor verzorging zie Fuchsia sectie algemeen.
F. denticulata
Deze soort komt voor in Peru en Bolivia op klimatologisch nogal verschillende plekken, tot op grote hoogten (2.300-3.400m.) Ze groeien in de buurt van watervallen in diepe vochtige kloven. Ondanks het feit dat ze tot op grote hoogte voorkomen zijn ze absoluut niet winterhard. Ze kunnen slecht tegen hoge en wisselende temperaturen. Overwinteren in lichte kas. Bij 5 °C.
Zie verder sectie Fuchsia algemeen.
F. dependens
Het verspreidingsgebied van deze species ligt in de nevelwouden van Zuid-Colombia tot in het midden van Ecuador. F. dependens groeit in heggen en struikgewas op hoogten tussen 2.400 en 3.000 m. Ze komen in vochtige maar ook in drogere gebieden voor.
Stekken wortelen gemakkelijk. Zie verder sectie Fuchsia algemeen.
F. fontinalis
Groeit in Noord-Peru op hoogten tussen 2.900 en 3.400 meter. Ze groeien in struikgewas langs bermen en waterstroompjes. Volgens Dave Green heeft plant veel water nodig.
F. furfuracea
Niet voor niets dat deze plant er niet meer is. Mia Goedman zei al dat dit geen plant is voor beginners. Overwinteren in koude kas boven 5 °C is geen probleem. Daarna goed opletten. De plant verdraagt absoluut geen zon. Schaduw dus en regelmatig nevelen vooral als de temperaturen buiten of in de kas te hoog wordt (boven 5 °C is geen koude kas want daarin is het in de winter als het vriest kouder).
F. gehrigeri
Deze species komt uit Venezuela en Noord-Colombia op 2.200 – 2.800 m hoogte. Groeien in de nevelwouden in struikgewas. Een slungelig groeiende plant, die niet van warmte houdt. In de zomer een schaduwrijk plekje opzoeken en af en toe broezen. Zie verder sectie Fuchsia algemeen.
F. harlingii
Een andere zeldzame soort uit Zuid-Ecuador, groeiend in de nevelwouden tussen 2.600 en 3.300 meter.
F. hartwegii
In Colombia is dit een veel voorkomende species.
Ze worden vooral gevonden langs waterlopen en in vochtig kreupelhout op hoogten tussen de 2.350 en 2.750 m, een tweede groep is gevonden op hogere hellingen op ongeveer 3.000 m en een derde groep tussen 2.100 en 2.300 m.
De verschillende planten van deze soort zijn niet zo moeilijk in de teelt. In het najaar kunnen ze wel tegen een stootje. In het vroege voorjaar moeten ze wel goed worden afgehard!
Ze kunnen allemaal een flinke snoeibeurt goed verdragen. De F. hartwegii 4713 is iets moeilijker.
F. lehmannii
Deze soort komt voor in Zuid Ecuador en groeit daar langs stroomversnellingen en wegbermen op 1.600 tot 2.250 m hoogte. Deze soort vraagt in de winter een lichte plaats en een temperatuur in de buurt van de 10 graden!
Ik zet deze achteraan in de kas die ik op 5 °C houd. Achterin is het iets warmer, dat verdraagt hij goed (Tiny).
In het najaar oppassen voor lange koude nachten. Ook de potgrond luistert nauw; het grondmengsel dient het vocht goed te kunnen vasthouden. Maar moet wel luchtig zijn.
F. loxensis
Het verspreidingsgebied van deze species ligt in Ecuador in de provincie Pichincha langs de Pan-Amerikaanse hoofdweg ten noorden van de vulkaan Cotopaxi op een hoogte van 3.180 m. Plaatselijk veel voorkomende struik, die in hagen en langs velden groeit in tamelijk droge valleien. Maar F. loxensis is ook in gebieden gevonden met een veel vochtiger klimaat.
Als de planten goed verhout zijn kunnen ze op een vorstvrije plaats overwinteren.
In de zomer is halfschaduw het beste. Gevoelig voor botrytis, dus planten aan de droge kant houden. Het hele jaar kunnen stekken worden genomen, maar met snoeien is het oppassen. De beste tijd hiervoor is het voorjaar, als de planten na de winter weer gaan uitlopen.
F. macropetala
Gevonden in midden Peru langs wegen en op open plekken op hoogtes tussen 1.600 en 1.800 m.
F. macrophylla
Het natuurlijke verspreidingsgebied is Centraal tot Zuid Peru. Ze groeien in vochtig kreupelhout in het subtropisch regenwoud op 1.200 m tot in de nevelwouden op 2.500 m. Zeer uitzonderlijk voor fuchsia’s en daarom uitermate moeilijk om deze plant onze winters door te slepen. De minimum wintertemperatuur mag niet beneden de 10 °C dalen, de planten moeten licht staan en bovendien moet de luchtvochtigheid zeer hoog zijn. In de zomer verlangt deze plant een beschutte plek in de halfschaduw. Bij warm weer verlangt deze plant veel water, liefst broezend over de hele plant. Potgrond verrijken met perlite.
F. macrostigma
Deze species komt voor in Colombia en Ecuador, waar ze verspreid groeien in het nevelwoud tussen de 1.000 en 2.500 m.
Zie voor verdere verzorging sectie Fuchsia algemeen.
F. magdalenae
Deze species komt uit de geïsoleerde Sierra Nevada van de Santa Martabergen in Noord Colombia op 3.000-3.500 m. hoogte in de sub-páramo, waar de boomgrens overgaat in de natte vegetatie van gras. Als zij ondersteund wordt groeit ze zowel opwaarts al hangend.
In de winter deze species aan de groei houden bij een temperatuur van 5 °C. In de zomer vraagt deze species een lichte doch koele plaats. Snoeien wordt slecht verdragen. Stekken alleen mogelijk als plant goed aan de groei is en veel nieuw lot maakt. Dan ook veel water geven, bemesten en broezen. De potgrond dient luchtig en goed waterdoorlatend zijn.
F. mathewsii
Verspreidingsgebied is Noord-Peru op 2.700-3.350 m. Meestal op de wat drogere westhellingen alsook op de vochtige oosthellingen.
Problemen niet met overwintering maar in de zomer. Planten goed vochtig houden door veel te nevelen!
Dave Green kreeg deze species niet in bloei net zoals wij in Nederland. Hij twijfelde zelfs of de soort die we hier in Europa hebben wel de echte is.
F. nigricans
Het verspreidingsgebied ligt in Venezuela en Colombia op hoogten tussen 2.100 en 2.650 m. Voor verzorging zie sectie Fuchsia algemeen.
F. orientalis
Deze species groeit in Ecuador op de lage oostelijke hellingen van de Andes op hoogten tussen 1.200 en 1.600 m. De planten die in Nederland zijn zijn afkomstig van zaad door Paul Berry verzameld op 2.200 m., bloeiend in de schaduw.
Zie voor verzorging sectie Fuchsia algemeen.
F. pallescens
Groeit in Ecuador en Zuid Colombia in vochtige schaduwrijke bossen.
Plant verhout nauwelijks en bloeit in Nederland in de winter gewoon door.
Het maken van stekken is niet moeilijk. Heeft een hekel aan hitte. Leeft weer op als het koeler wordt.
F. petiolaris
Groeit in Venezuela en Colombia als lage struik of liaan op hoogten tussen 2.400 m en 3.900 m. Hete droge zomers overleven ze vaak niet. Nevelen.
Voor verdere verzorging zie sectie Fuchsia algemeen.
F. pringsheimii
Deze species groeit samen met F. triphylla op Hispaniola alleen hoger op de hellingen tussen 1.500 en 2.600 m. Wat verzorging betreft niet zo extreem moeilijk als F. triphylla . Een lichte vorstvrije plaats in de winter is een must! Temperatuur is niet zo belangrijk, maar houdt niet van natte koude voeten maar ook niet te droog houden in de winter. Luchtige verende potgrond een vereiste.
F. sanctae- rosae
Een veelvoorkomende species groeiend van Peru tot in Bolivia op verschillende hoogten (1.400-3.000 m) tot aan de vorstgrens toe. Toch is deze species zoals die in Nederland voorkomt niet winterhard. Stekken wortelen gemakkelijk.
Zie voor verzorging sectie Fuchsia algemeen.
De bladeren worden snel geel en vallen dan af.
F. scabriuscula
Verspreidingsgebied: Ecuador en Colombia op hoogten tussen 1.400 en 2.750 m.
Planten licht en vorstvrij overwinteren en relatief hoge luchtvochtigheid. In de zomer een schaduwrijke plaats en veel water geven. Niet te zwaar bemesten.
F. sessilifolia
Groeit in Ecuador en Colombia tussen de 2.300 en 3.200 m. Zeer tolerante species; groeit zowel in dicht struikgewas als op open plekken, langs wegen. Deze species is makkelijk in cultuur. Zie voor verzorging sectie Fuchsia algemeen.
F. simplicicaulis
Verspreidingsgebied: Centraal Peru op 2.200 tot 2.500 m.
Overwintert het beste in koele kas. Probleemloze species. Is in het najaar lastig te stekken. Iets verhoute stekken gaat beter. In het voorjaar lukt het wel.
F. scherffiana
Een soort uit Zuid Ecuador op ongeveer 2.800 meter.
F. steijermarckii
Een soort uit Ecuador op hoogten tussen 1.800 en 2.000 m. Groeit daar in de bossen.
F. subparamosa
F. summa
Deze soort groeit in Ecuador, boven de boomgrens op van 3.100- 3.450 m.
F. summa groeit in open graslanden op zeer vochtige hellingen.
F. sylvatica
Komt verspreid voor op de westhellingen van de Andes in Ecuador, van Cotopaxi tot de Imbabura provincies. Ze groeien daar in nevelwouden in vochtige grond tussen struikgewas, langs beekjes of in bermen langs de kant van de weg.
F. triphylla
Deze species is inheems op het eiland Hispaniola. Daar groeit het op onbeschutte hellingen als kleine struik op hoogten tussen 1.100- 2.000 m. Mia Goedman kon geen goed kweekadvies geven en ook Dave Green vond het een moeilijke species.
Gelukkig zijn de triphylla’s die afkomstig zijn van zaad dat Paul Berry een aantal jaren geleden naar Europa heeft gestuurd veel makkelijker. Blijft dat deze species licht en vrij warm, boven de 6 °C moet overwinteren. In de zomer niet in de volle zon.
F. vargasiana
Deze species groeit in Peru in vochtig schaduwrijk kreupelhout op hoogten tussen 1.700 en 2.330 m.
Zie voor verzorging sectie Fuchsia algemeen.
F. venusta
Deze species groeit in Venezuela en Colombia hier en daar als lianen groeiend, hoog in de bomen. Groeien langs wegen, bosranden, beken en stroomversnellingen of in kreupelhout van lichte nevelwouden op 1.800 tot 2.700 m.
Voor verzorging zie sectie Fuchsia algemeen.
Stekken gaat gemakkelijker in het voorjaar dan in het najaar.
F. vulcanica
Van deze soort zijn verschillende nummers in omloop. Mia Goedman beschrijft er drie: 79-477, 79-479 en 79-480. De meeste vulcanica’s zijn gemakkelijk te telen de laatste is iets moeilijker.
In Zuid Colombia en Ecuador komt deze soort voor in de nevelwouden tot op wel 4.000 m hoogte. In droge warme perioden heeft deze species het moeilijk. Veel broezen! Plaats in halfschaduw en wekelijks mesten.
F. wurdackii
Deze species groeit in het noorden van Peru op hoogten tussen 2.100 en 2.400 m.
Er heerst hier een vochtig klimaat door de vele beekjes en riviertjes en dus een weelderige plantengroei.
Voor de verzorging wordt verwezen naar de sectie Fuchsia algemeen.
Sectie HEMSLEYELLA:
Algemeen:
De hele sectie heeft een leefwijze ontwikkeld die heel streng seizoen gebonden is. Zo bloeien ze over het algemeen in de droge periode (winterperiode in de Andes) zonder blad. Om de droge periode te overleven hebben ze knollen ontwikkeld of groeien ze als epifyten hoog in de bomen. Gedurende de regentijd groeien ze explosief. De bloemen hebben geen petalen, maar wel opvallende kleuren om bestuivers, in dit geval kolibries, aan te trekken.
F. apetala
Deze soort komt voor in Peru op de oostelijke hellingen tot in Bolivia. Ze komen daar voor op hoogtes tussen 2.800-4.200 m. Zelfs gevonden aan de uiterste grens van het nevelwoud. Regelmatig komt hier vorst voor. Ze groeien tussen de rotsen op boomstronken en tussen sphagnum.
F. cestroides
Deze soort komt voor in Noordwest Peru op hoogten tussen 1.100 en 1.700 m.
Deze soort komt voor op de droge hellingen in open struikvegetatie.
Dit duidt erop dat de plant niet van natte voeten houdt en tamelijk droog moet worden gehouden.
F. inflata
Deze schoonheid komt uit Zuid Peru op 2.350-3.600 m en wordt een mooie grote plant.
In onze streken bloeit deze soort in de winter en het vroege voorjaar. In een koele serre overwinteren bij een temperatuur die niet onder de 5 °C mag zakken. Voorzichtig zijn met terugsnoeien. Potgrond matig vochtig houden en ranken licht nevelen. Zomers in lichte schaduw. Veel water en 1x per week mesten. Wel zorgen dat knollen niet verrotten, dus water moet ook snel kunnen weglopen. Stekken is niet eenvoudig.
F. insignis
Deze soort komt voor in Zuid Ecuador en voor mij is ze de mooiste uit de Hemsleyella sectie. lk (Dave Green) vond de plant op een droge helling tussen de wortels van gras en varens. Groeit soms als epiphyte in de nevelwouden of als struik op hellingen op hoogtes tussen 2.000 en 3.240 m.
F. juntasensis
Deze species komt voor in Bolivia op de noordoost hellingen van de Andes op hoogtes van 1.900-2.800 m. Bloeit ter plekke in droge tijd zonder blad. Deze soort is vorstgevoelig en overwinteren we op een lichte plek in de kas boven 5 °C. Zomers halfschaduw en veel water geven.
F. mezae
Gevonden langs een watertje in Peru op 2.430 m. hoogte. Verder geen informatie.
Is een sterk groeiende plant. In de zomer veel water. Overwinteren bij minimaal 5 °C en dan iets droger houden. Bloeit op kaal hout.
F. pilaloensis
Deze soort komt voor in een klein begrensd gebied in het westen van Ecuador Ze groeit op hoogten tussen 2.400 en 3.150 m. In deze nevelwouden komen geen andere leden van deze sectie voor maar wel species van de sectie Fuchsia.
Deze plant vorstvrij overwinteren; optrekkende kou gecombineerd met natte voeten is funest. In onze streken kunnen ze in het najaar met blad bloeien. Meestal bloei in vroege voorjaar als de dagen gaan lengen. Alle blad is er dan af; geef hem dan geen water! Potkluit wel vochtig houden. In de zomer zuinig zijn met bemesten. Vermeerdering door stek gaat probleemloos in de voorzomer, na de bloei.
F. tillettiana
Deze species komt voor in het Venezolaanse deel van de Andes in de nevelwouden op hoogten tussen 1.600 en 2.650 m.
Deze soort overwinteren in een lichte koude kas. Kou is niet erg, maar wel gecombineerd met natte voeten. In de zomer niet teveel water en mest geven. Vermeerdering door stek gaat probleemloos in de voorzomer na de bloei.
Sectie JIMENEZIA:
F. jimenezii
Groeit in de natte altijd groene regenwouden van Panama en Costa Rica en kan tot 1-2 meter hoog worden. Ze groeien op een hoogte van 1.500-1.900 m waar de temperatuur vrij constant is met een jaargemiddelde van 27 °C ! en de luchtvochtigheid is er hoog. De planten groeien bij een constante daglengte van 12 uur en bloeien het hele jaar door. Gezien het klimaat in het verspreidingsgebied is aan de eisen die deze species stelt niet te voldoen. De wintertemperatuur moet minimaal 10 °C zijn, liefst hoger en een vochtige sfeer rond de plant. Goed doorlatende potgrond gemengd met orchideeën-grond en laagje potscherven onderin de pot. Spaarzaam zijn met voeding.
Sectie KIERSCHLEGERIA:
F. lycioides
Deze soort groeit aan de rand van de Atacama woestijn en groeit in een smalle kuststrook in Centraal Chili, in een relatief slecht klimaat met matige winterregen en droge zomers. Deze soort komt daar vlak langs de kust voor, soms op karakteristieke rotsformaties. Overwintering bij ongeveer 5 °C; plant niet nat naar binnenhalen. In combinatie met koude nachten gaat de plant snel achteruit. In december wordt plant kaal en gaat de winterrust in. In de zomer verdragen de planten volle zon en wind. Bij droog winderig weer de plant broezen. Veel water geven in de zomer. Water moet wel makkelijk weg kunnen. Plant is roestgevoelig.
Stekken wortelen snel in een mix van zand en turf of in luchtige stekgrond bij een bodemtemperatuur van 20o C.
Sectie PACHYRRHIZA:
F. pachyrrhiza
Deze soort komt voor in een klein gebied op de droge westelijke hellingen van de Peruviaanse Andes en wel op 2 plaatsen op hoogten tussen de 2.450 en 2.900 m. Ze maakt daar deel uit van laagblijvende vegetatie. Hogerop komen ze voor in ondiepe holtes in de rotsachtige bodem meestal in de schaduw van laag groeiend geboomte.
Mia Goedman kon moeilijk een juist advies geven daar de plant nog maar kort in Nederland aanwezig was.
In de winter de knollen vorstvrij overwinteren. Stekken in het vroege voorjaar gaat heel gemakkelijk. Jonge planten in vrij kleine potten houden en de knollen gedeeltelijk boven de grond laten uitsteken.
Sectie PROCUMBENTES:
F. procumbens
Deze soort komt op het noordelijke eiland van Nieuw-Zeeland voor en groeit op zeer zanderige grond dicht bij de vloedlijn. De plant is tamelijk zeldzaam in zijn natuurlijke omgeving maar ruimschoots te vinden in kwekerijen. Als men bemest produceert de plant grotere bladeren en weinig bloemen. In grote delen van Engeland is de plant winterhard. Stekken wortelen in elke grond.
Lichte standplaats in de winter, hoewel niet strikt noodzakelijk.
Niet geheel winterhard kan wel wat vorst verdragen. Kan voor de winterberging hard teruggesnoeid worden.
Sectie SKINNERA:
F. excorticata
In Nieuw-Zeeland, waar de plant veelvuldig voorkomt, is ze voornamelijk te vinden langs beken en stroomversnellingen met de wortels permanent in het water. Overwinteren op een lichte plaats, vorstvrij. In de zomer op schotel met water in halfschaduw en uit de wind. Stekken gaat probleemloos in het voorjaar na de bloei.
De stekken staan dan graag op een onderschotel met water.
F. perscandens
Komt op Noordereiland van Nieuw-Zeeland voor aan de bosranden; klimaat als Middellandse Zee met tamelijk veel regen en temperaturen tussen 11 en 18 °C. Ze kennen nauwelijks een winterse rustperiode en moeten bij ons in de winter aan de groei worden gehouden bij minimaal 5 °C. In de zomer veel water en voeding. In de winter potgrond niet te nat. Wel nevelen af en toe. Stekken na de bloei tot in de zomer daarna lukt het niet meer.
F. x colensoi
Een natuurlijke hybride tussen F. excorticata en F. perscandens. Bloeit uitsluitend in de winter; kas niet te warm houden. Houden van koele vochtige atmosfeer, ook zomers. Hele pot in een schotel water plaatsen, als F. excorticata. Koele plaats in de schaduw en veel broezen. Uitkijken met teveel mesten.
F. cyrtandroides
Dit is de enige species in deze sectie die op het eiland Tahiti voorkomt. De bodem van Tahiti bestaat uit vruchtbare vulkaangesteenten en de temperatuur is het gehele jaar door gemiddeld 25 °C. Deze species groeit in vochtige ravijnen en diepe bergkloven, waar de temperaturen beslist lager zijn. Overwinteren in ons land boven de 10 °C, veel licht en nevelen.
Sectie QUELUSIA:
F. alpestris, F. bracelinae, F. brevilobis, F. campos-portoi, F. coccinea, F. glazioviana, F. hatchbachii, F. magellanica en F. regia;
Al deze soorten komen uit het kustgebergte van Brazilië. Met uitzondering van de F. magellanica welke uit de zuidpunt van Zuid-Amerika komt tot midden Chili. Op de meeste plaatsen zijn ze winterhard en ze groeien beter als ze uitgeplant zijn. Door de vorst sterven ze gedeeltelijk af. Alle planten wortelen zeer gemakkelijk. Afhankelijk van de grondsoort en de plaats in Nederland zijn ze allen bijna winterhard, behalve: F. brevilobis var. da cima; deze overwintert bij 10 °C.
Zeker winterhard zijn de meeste magellanica’s.
Sectie SCHUFIA:
Het verspreidingsgebied van deze species loopt van Mexico tot Panama;
F. arborescens groeit uitsluitend ten noorden van de isthmus.
F. arborescens
Groeit op hoogten tussen 1.750-2.500 m vochtig en koel. Humusrijke potgrond die vocht moet kunnen vasthouden. In de zomer ’s morgens veel water geven en als de zon weg is licht broezen. Niet stekken als plant in knop zit.
F. paniculata en F. paniculata ssp. mixensis
Deze soorten zijn wat gevoeliger dan F. arborescens. Vooral in het vroege voorjaar oppassen. Grote temperatuurverschillen kan de aanleg van bloemknoppen enorm vertragen! Overwinteren boven de 5 °C op een lichte plaats. Veel water en voeding in de zomer.
Beide soorten komen voor in Midden-Amerika en groeien in vochtige naald- en eikenwouden.
Kan prima gesnoeid worden voor hij in de winterberging gaat.
Gerard Rosema