. |
. |
Voor een
goede uitgroei en bloei is het belangrijk op bepaalde tijdstippen - in dit artikel
aangeduid als de groeifases van het jaar - mest van de juiste
samenstelling te geven en hierin worden nog al eens de nodige fouten gemaakt. Hoeveel
meststoffen we moeten geven in de diverse groei/bloei fases van de fuchsia is heel erg
belangrijk. Geven we te weinig, dan zal de plant niet optimaal groeien. Met als gevolg
minder bladvorming en bloemen. Ook zullen de bloemen dan minder groot zijn en de plant is
dan vatbaarder voor ziekten en aantastingen. Krijgt daarentegen de plant te veel
meststoffen, dan kan de groei stagneren of de plant kan zelfs doodgaan door 'verbranding'. |
|
Taak en
functie wortels |
Om het
begrip doodgaan van een plant door 'verbranding' uit te kunnen leggen, moeten we
hier eerst uitleggen wat de taak is van de wortels en hoe deze functioneren. Wortels
dienen in de eerste plaats om de plant in de grond overeind te houden. Onverschillig of
het een klein kiemplantje is of een grote boom.
|
Ook dienen
de wortels om water met daarin opgeloste voedingszouten op te nemen. Zonder deze zouten
kunnen planten niet groeien en bloeien. |
De fijnste
worteltjes, de haarworteltjes, hebben eencellige uitstulpingen, wortelhaartjes, die
er voor zorgen dat de planten water met de daarin opgeloste voedingszouten opnemen. |
Nu kunnen
we de hoeveelheid opgeloste voedingszouten in het water in de grond verhogen door een
bemesting hetzij in vloeibare vorm of in vaste vorm. Deze meststoffen moeten opgelost
worden in het bodemvocht voor ze opgenomen kunnen worden. Deze zouten verdelen zich als
suiker in een theekopje regelmatig door het bodemvocht. Uit dit bodemvocht kunnen de
wortelharen water met zouten opnemen. Dit kunnen ze selectief doen. Dus het ene zout wel,
het andere niet. Ook speelt de behoefte een rol. Het is een ingewikkeld proces. |
Nu heeft
zo'n wortelhaartje een wandje die half doorlaatbaar is. Dit wil zeggen dat wanneer we een
suikeroplossing in een kopje water doen, maar tussen de suiker en het water zo'n wandje
plaatsen, dan kan de suiker niet door het wandje, maar het water wel. Aangezien de
oplossing in de vloeistof overal even sterk wil zijn, gaat er nu water door het wandje
naar de geconcentreerde suikeroplossing tot de oplossing even sterk is. |
Dit is het
verschijnsel dat we krijgen bij een hoge concentratie van zouten in het bodemvocht. In de
wortelhaarcel is de concentratie veel lager na die zware bemesting dan in het bodemvocht.
Die cel kan niet zoveel zouten opnemen dat die concentratie even hoog wordt als in het
bodemvocht. Nu gaat hij echter water aan het bodemvocht afstaan en zo wordt de
concentratie in de cel toch hoger. Maar nu kan die cel te veel water afstaan en gaat dood.
Dit noemen we verbranding van de wortels tengevolge van een te zware bemesting. De planten
gaan dan dood. |
Een goede
werking van wortelhaartjes is erg belangrijk. Pas er dus voor op dat de planten niet te
weinig water krijgen en de wortelharen verdrogen. Maar ook niet te veel zodat de planten
verdrinken. In beide gevallen worden de wortelhaartjes uitgeschakeld en
gaat de plant kwijnen en eventueel dood. |
. |
Zitten er
te veel zouten (meststoffen) in de grond, dan kan de plant niet voldoende water opnemen.
Dit kan dermate erg zijn dat de plant verdroogt ('verbranden' noemt men dit). De
eerste symptomen hiervan zijn bruine randen aan de bladeren. Zitten er teveel zouten in de
grond dan is dit te verhelpen door enkele malen de plant erg veel schoon water te geven,
waardoor de zouten met het lekwater verdwijnen. |
.. |
Verschillende groeifases |
De groei
van de planten zijn in navolgende fases te verdelen: |
Fase 1. Van onbewortelde stek tot plantje met (veel) eigen wortels; |
Fase 2. De vegetatieve groei, dat wil zeggen de aanleg en uitgroei van
blad en stengel; |
Fase 3. De knopvorming, bloei
en eventuele vruchtzetting; |
Fase 4. Afharding van het gewas om beter tegen het wisselende klimaat te
kunnen (regen, wind, temperatuurverschillen); |
|
Zoals u
hierna kunt lezen heeft iedere groeifase zijn eigen elementbehoefte. |
.. |
Fase 1 |
In deze fase moet de plant, na beworteling op arme stekgrond (dus
altijd zonder mest in verband met verbranding) meerdere wortels vormen. Dit doet de plant
met behulp van P (fosfaat). Als we dus extra fosfaat moeten geven, dan nemen we een
samengestelde meststof, waarin P een hoger cijfer heeft dan N(stikstof) en K(kalium). Een
goede meststof is dan N.P.K. 10-52-10. Vaak is er in de samengestelde meststof ook nog het
vaak vergeten element Mb(magnesium) toegevoegd. Dit zorgt namelijk voor optimale
bladontwikkeling. Verder zitten erin ook nog voedingsstoffen in een lage concentratie
- de spore-elementen of micro-elementen. |
Wat we goed in de gaten moeten houden is dat het ene element
sneller werkt dan het andere. Zo'n snel werkende meststof is bijvoorbeeld N(stikstof). Bij
regen is de uitwerking van deze mestgift al na 24 uur te zien. Het element P(fosfaat)
werkt trager, het slaat boven in de grond neer en zal pas na meerdere malen water geven
onder bij de wortels komen. |
Hoe sneller een element werkt hoe eerder het ook door regen
uitspoelt. Wordt er 1x in de week mest gegeven en gaat het een uur later behoorlijk
regenen, dan raken we hierdoor de N (voor 6 dagen) uit de grond al kwijt, wat te zien is
aan stagnerende groei- en geel blad. Dit betekent, dat we bij veel regen zeker moeten
bijmesten, ondanks de al natte potgrond. |
De fosfaat die we in deze eerste fase geven, is ook weer
belangrijk bij de vierde fase. Voor knopvorming is namelijk ook fosfaat nodig. Dus geef
niet vaker dan 2x (1x in de week) deze meststof. Anders blijven de plantjes klein en die
bloeien dan veel te vroeg. |
Doordat in de meststof de kalium en stikstof qua percentage in de
minderheid is, zal de plant ijl opgroeien. Deze meststof, die een uitbundige bloei geeft,
wordt vaak gebruikt voor het opkweken naar tentoonstellingen. Evenwel deze meststof dan
niet te lang achtereen gebruiken, daar de plant zich dan dood bloeit. |
. |
Fase 2 |
Dat is de fase, waarin de plant moet uitgroeien. Dit houdt
in de aanmaak van groene delen. Het element N is het belangrijkste. Maar ook andere
elementen, vooral kalium, mogen niet vergeten worden (voor stevige cellen, dus stevig
blad, stengel en uiteindelijk bloemen). |
Te veel N geeft slappe groei en veel te groot blad. Lengtegroei
alleen is zeker niet altijd positief. En zijn de cellen niet stevig aangelegd dan is
verplaatsing van de elementen om toch nog een stevig gewas te verkrijgen, niet meer
mogelijk. |
De samengestelde meststof N.P.K. 28-14-14 of 20-20-20 zijn
hiervoor geschikt. Evenwel eerstgenoemde niet vaker geven dan maximaal 2x (en dan maar 1x
in de week), daar anders het gewas te slap wordt. Het is dan ook veiliger om 20-20-20 te
geven en hiermee tot aan de bloei doorgaan. |
.. |
Fase 3 |
In de fase van knopvorming, bloei en eventuele vruchtzetting zal
al voldoende P aanwezig zijn. Omdat in de voorgaande fases al steeds fosfaat is
meegegeven, zal de bemesting in fase 3 automatisch verlopen. En omdqt fosfaat nauwelijks
uitspoelt, zal dit element dan ook voldoende aanwezig zijn. |
.. |
Fase 4 |
In deze fase moet de plant beter bestand gemaakt worden tegen het
wisselende klimaat van temperatuurverschillen, regen en wind. Een goede meststof is dan
N.P.K. 20-5-30. Tijdens de bloei dit gedurende zes weken geven en daartna weer overgaan op
20-20-20. |
|
In Nederland
zijn voor de leden van de Ned. Kring van Fuchsiavrienden (NKvF)de hier genoemde
kunstmeststoffen gemakkelijk te verkrijgen in 'het winkeltje' en tijdens de bijeenkomsten
van de regio-afdelingen. Deze kunstmest is van het fabrikaat 'Petersen'. |
. |
Bladbemesting |
Voeding kan
ook via de bladeren opgenomen worden. Er zijn fuchsialiefhebbers die regelmatig mest via
het blad geven. De planten kunnen er hierdoor wel mooier gaan uitzien, maar het
wortelgestel wordt daardoor lui. Als na lang bemesten op deze wijze, ermee gestopt wordt,
kan de kwaliteit van de plant snel teruglopen. |
.. |
|