|
|
|
Van de vele soorten
cicaden die in de natuur voorkomen, bezoeken drie soorten
regelmatig de fuchsia's. Dat zijn de rozecicade Typhlocyba rosea,
de schuimcicade (spuugbeestje) Phylaenus spumarius en sinds
enkele jaren een cicade met de naam Empoasca vitis. De
Plantenziektekundige Dienst in Wageningen signaleerde deze soort,
die in ons land op allerlei andere soorten planten al langer
voorkomt, voor het eerst in fuchsia's op haar proefveld in 1983. |
Cicaden zijn
snavelinsekten die zich zenuwachtig vliegend, dan weer springend,
verplaatsen en op het eerste gezicht wel iets lijken op groene
bladluizen. De cicade is circa 3 mm lang. De schuimcicade is
bruinachtig, de beide andere soorten zijn lichtgeel tot lichtgroen.
Cicaden overwinteren in volwassen stadium op gewassen die in de
winter groen blijven. |
Ze leggen de eitjes aan
de onderzijde van het blad. De meeste soorten cicaden kunnen maar
twee generaties larven op de wereld zetten. De larven zijn kleiner
dan de volwassen cicaden en bezitten geen vleugeltjes. Een
belangrijke aanwijzing voor een aantasting door cicaden zijn de
lichtkleurige huidjes die u tussen de larven aantreft. Dit zijn de
jasjes die ze bij een vervelling uittrekken. |
De larve van de
schuimcicade verschuilt zich in het bekende schuimvlokje, ook wel
koekoekspog genoemd, tegen bladeren en in bladoksels. Het schuim
beschermt hem tegen uitdrogen en vijanden. |
Cicaden leven
vooral op de onderzijde van de bladeren. Als u een plant aanraakt,
springen of vliegen ze weg. |
Ze leven van
plantensappen die ze uit de bladeren zuigen. |
De bladeren die de
rozecicade aantast, krijgen meestal eerst witte vlekjes. Daarna
lijkt het blad aangetast door spint. Later vallen deze bladeren af.
|
De aantasting door Empoasca vitis is ernstiger en de bladval is vaak zo groot dat de
plant gaat kwijnen of doodgaat. De aangetaste bladeren hebben bruine
punten, die later omkrullen. Dit schadebeeld doet denken aan
bladverbranding. |
Sinds ik de planten
aangiet tegen de eerder hier behandelde plsntenziekten als witte-
vlieg, bladluizen en taxuskevers, heb ik
nauwelijks meer last van een aantasting door cicaden. |
. |
|