18-II. Uit de geschiedenis van de fuchsia's - Deel II |
Go to English version
Afb.10
F.corymbiflora - Bot. Reg. plaat 70 |
|
F,corymbiflora
R. P.
[Flora
Peruviana, Et Chilensis, plaat 325a en Bot. Register
van 1841, plaat 70, [zie afb.
10]), verdient daarentegen als
een ware species vermeld te worden. Deze fuchsia is zeer
verspreid over de Andes van Peru, en werd door Ruiz en
Pavon in het lommer van de bossen in Chincao en Muna
(ten Noord-Oosten van Lima) ontdekt. Genoemde reizigers troffen
daarvan exemplaren aan met manshoge stammetjes en ze
waren onderaan geheel van takken ontbloot. Mathews
zag dezelfde fuchsia te Chacapoyas, en
Jameson
aan de westelijke helling van de vulkaan Pinchincha in Columbia. |
.In 1839 werd F.corymbiflora naar Engeland overgebracht door de kweker Standish
. Deze ontving er het zaad van uit Montreal (Canada),en wel door bemiddeling van
iemand,aan wie het door een uit Cuso (Peru) teruggekomen vriend
was ter hand gesteld. |
. |
|
|
Het
blijft echter in het onzekere, of dat zaad van wilde, dan wel van gekweekte exemplaren
ingezameld werd. In 1840 droeg H. Buckmann
in Hamburg zeer veel bij tot de
verspreiding van F.corymbiflora over het vaste land van Europa, hetgeen echter niet
verhinderde, dat men in 1842 te Hamburg en te Flottbeck nog 3 Marken voor een exemplaar
van deze soort betaalde. |
. |
F,corymbiflora gaat door voor een van de prachtigste species van haar geslacht, en
schittert in haar bloeitijd met goed gevormde, overhangende, dichte tuilen van grote half
karmijnrode, half purperen bloemen. Nadat zij in 1852 een mutatie met witachtige kelken
had voortgebracht [Flore des Serres, plaat 547], verkreeg men uit deze en de
stamsoort nog enige andere varieteiten, waaronder één met veelkleurige bladeren. |
|
F.cylindracea Lindl. ['The Botanist',
plaat 189, zie afb. 11)
onderscheidt zich door kleine bloemen met groene
kelken en rode kronen, en heeft Mexico tot vaderland. Zij werd het eerst in de tuin van de Horticultural Society te Londen uit zaad verkregen, dat door George Baxter te
Birmingham aan genoemde inrichting was ten geschenke gegeven. In 1840 verscheen zij op het
vaste land van Europa. Met de vorige soort
werd in Engeland in die zelfde tijd
F.radicans
ingevoerd door Miers, aan wie zij haar naam verschuldigd is. In het Orgel-gebergte van Brazilië op 1000 meter boven het oppervlak van de zee is ze ontdekt. |
Afb.11
F.cylindracea -'The Botanist 1841', plaat 189 |
|
Afb.12 F.radicans - 'Bot. Reg. 1841', plaat 66 |
|
|
De plantentuin te Birmingham bezat voorheen het oorspronkelijk ingevoerde exemplaar. en
vanuit die tuin verspreidde zich de soort dan ook in die mate, dat zij reeds in 1841 in
onderscheiden verzamelingen van Engelsen bloeiend werd aangetroffen.
F.radicans bereikt een hoogte van 8 voet en heeft helder scharlakenrode kelken en
donker purperen kronen. Men vindt er een afbeelding van in het Bot. Reg. 1841,
plaat 66 [zie afb.12 ]. |
Van dezelfde tijd als de
ontdekking van beide vorige species, dateert die van
F.cordifolia
Lindl.
[afgebeeld in Bot. Reg. 1841, plaat 71 en in Paxton's Mag. of Botany, plaat
99 [zie afb.12]. Hartweg trof deze bij het bestijgen van de
vulkaan Xetuch in Guatemala, op 3000 meter boven de oppervlakte van de zee aan, en zond
daarvan exemplaren aan de Horticultural Society te Londen.
F.cordifolia
is, zo al niet één van de schoonste, dan toch een van de
merkwaardigste soorten, uit hoofde, dat zij aan scharlaken of oranje bloemen groene
schutbladen en grote stengelbladen paart. Haar bessen, die de grote van 1½ duim bereiken,
worden door de inboorlingen van Guatemala gegeten. In 1842 betaalde men te Flottbeck 5
Mark voor een exemplaar van genoemde plant. Behalve
F.cordifolia
ondekte Hartweg nog, ten westen van de vlakte van Bogota, onder Acacia's en
Piperaceeën F.verrucosa, een kleine
heester met scharlakenrode bloemen, en
F.hirtella
waarvan de tengere stammetjes tot een hoogte van 25 voet tegen andere planten opklommen.
Verder aan de westelijke helling van de Pichincha,
F.sylvatica,
F.sessifolia [Flore
des Serres, plaat 907, zie afb. 13],
F.scabriuscula en
F.dependens, en aan de
oostelijke helling van dezelfde vulkaan
F.ampliata[´Curtis´s
Bot. Mag., plaat 6839, afb. 14] Tot slot nog hoog op de Cordilleras,
boven de stad Popayan,
F.canescens en
F.corollata Laatstgenoemde soorten zijn echter
tot hiertoe niet tot de kwekerijen doorgedrongen. |
|
. |
|
|
|
|
|
|
Afb.12
F.cordifolia - 'Paxton's Mag. of Botany', plaat9
9 |
|
Afb.13
F.sessifolia' - 'Flore des Serres', plaat 907 |
|
Afb.14
F.ampliata - 'Curtis's Bot. Mag.´, plaat 6839 |
|
Afb.15 F.alpestris - 'Curtis's Bot. Mag.', plaat
3999 |
|
|
. |
In
1842 werd vanuit een kruidentuin te Glasgow de bloei aangekondigd van
F.alpestris
Gard. [Curtis's Bot. Mag. plaat 3999, zie afb.
15] door Gardner aangetroffen op een rotsachtige beschaduwde plek van het
Orgel-gebergte 5000 voet boven de oppervlakte van de zee . Haar bloemen hebben
een glinsterend rode kelk en een purper rode kroon, zodat de plant veel overeenkomst
vertoonde met
F.integrifolia Lindl. en
F.virgata Hort., die beide een weinig vroeger aan de kwekers bekend werden en
waarvan deze, wegens hun gehardheid, vroeger veel als onderstam bij het enten van
treur-fuchsia's gebruikt werd. |
(Wordt vervolgd in deel III)) |
. |
'Gelderse Fuchsia Info-site'-
november 2008 |