Fuchsia-info Magazine

             

 

18-IV. Uit de geschiedenis van de fuchsia's - Deel IV

.

Periode 1696-1866

Go to Engish version

J19-F.simplicicaulus 2  26kB  Bot.magazine 1859.jpg (25648 bytes)
Afb.25 F.simplicicaulis - 'Curtis's Bot. Mag.', plaat 5096
  F.simplicicaulis R.& P. [Curtis's Bot.Mag., plaat 5096 [afb.25], en Flore des Serres, plaat 1388, [zie afb.26] en F.apetala R. & P. werden uit Peru ingevoerd. Laatstgenoemde gelijkt - wat uiterlijk betreft - op F.serratifolia, terwijl deze toch door zijn mooie grote bloemen zonder kroon en met rozerode, groen getopte kelkslippen meer op zichzelf staat. In 1849 werd F.apetala door Linden nog voor 6 2/3 thaler per stuk verkocht. De cultivar 'Meillezi', die van nog latere invoerdatum is, heeft ontzettend kleine, maar talrijke schitterende purperen bloemen van niet meer dan 3 lijn lengte.

  Onder de fuchsia's, welke men behalve de reeds opgesomde, nog in de catalogi van bloemisten aantreft, zijn er zeer vele, zoals 'Corallina' Hort. Laur., F.longiflora Sweet, F.virgata Sweet, F.linearifolia Hort.,F.parviflora Lindl., en nog anderen, waarvan men volstrekt niet weet aan te geven of het species dan wel cultivars (bastaarden) zijn. In 1853 kwamen in de catalogus van Linden als nieuwe species nog voor: F.cinnabarina granadensis  en F.verticilata.

 

  Meer nog dan de echte species van het geslacht 'fuchsia', waren het de daaruit verkregen cultivars, die als sierplanten furore maakten. Juist toch door het zo uiteenlopend uiterlijk en de verschillende bloei van deze species - men vergelijke in dit opzicht bijvoorbeeld eens F.microphylla met F.corymbiflora - was de aanleiding tot het uitbrengen van nieuwe vormen als vanzelf gegeven. Die nieuwe vormen - bastaarden of cultivars - proberen we hierna nog in tweeledig opzicht na te gaan, voor zover het namelijk de vorm en de kleur van hun bloemen betreft. Het uiterlijke voorkomen, dat zo ontzettend uiteenloopt, kan daarbij buiten beschouwing blijven; want het staat vast, dat elke fuchsia van middelmatige gestalte en met een schrale of weinig sierlijke bladerdos door de kwekers geweerd wordt.

 . Bij een nauwkeurig onderzoek van die bloemen bemerken wij, dat hun kleur, niettegenstaande de vele verschillen in lengte, tamelijk standvastig blijft. Aan een nu eens naar de ene, dan weer meer naar de andere tint van het rood overhellende kelk, paren zich meestal blauwe bloembladen, terwijl beiden - op enkele uitzonderingen na - donker te noemen zijn. Omtrent de bouw van de bloemen valt op te merken dat die, tegelijk met hun kleur, in volmaaktheid is toegenomen. Zo zijn, onder invloed van de algemene strekking van de mode, de crinoline-vormige [hoepelrokvormig Red.] bloemen voor de dag gekomen, hoewel aan de andere kant niet te miskennen is, dat de juiste grenzen van het sierlijke, bij elk nieuw voortbrengsel van de kweekkunst, niet altijd bewaard zijn gebleven.

  Van een volmaakte fuchsia verlangt men, dat de grote van haar kelk en haar kroon in een juiste verhouding staat tot de lengte van haar meeldraden; dat de kelkslippen niet te smal, noch slecht geplaatst en daarenboven achterover gebogen zijn, of althans zover van elkander verwijderd zijn, dat de kroonbladen duidelijk onderscheiden kunnen worden. De kleur van de kroonbladen moet in harmonie zijn met die van de kelk en toch niet te weinig daarbij afsteken. Enkele malen is het ook wel voorgekomen, dat anders dan de normaal paarse helmknoppen, deze een goudgele kleur hadden aangenomen, hetgeen tot de schoonheid van de bloemen wezenlijk bijdroeg. Dat was in 1865 het geval met een cultivar van Boucharlat, een kruising met F.microphilla, die goudgele meeldraden heeft.

  De Engelsen zijn de eersten geweest, die door het kweken van cultivars onder de fuchsia's, zich een rijke bron van inkomsten geopend hebben. Na de invoer van F.fulgens, F.splendens, F.cordifolia, F.serratifolia enz., begonnen zij eerst de oude soorten met daaraan kleine bloemen ter zijde te schuiven en de afstammelingen van de nieuwe tegen hoge prijzen op het vaste land te verkopen; terwijl zij daarna door kruising fraaie cultivars wisten te verkrijgen, waarvoor weldra evenveel geld besteed werd als vroeger voor een goede dahlia.

Afb.26 F.simplicicaulis - 'Flore des Serres' , plaat 1388

Tot in 1837 had men het niet verder weten te brengen dan tot het verkrijgen van enkele nieuwe vormen van F. globosa en F.conica; doch na de invoer van F.fulgens werd de kunstmatige bevruchting op ruime schaal ondernomen en zo'n species steeds weer met andere van nog nieuwere aanvoer gekruist. Weldra echter begonnen de Franse kwekers het voetspoor van de Engelsen te drukken, en ontstond er tussen beiden een wedstrijd, waaraan vooral Salte te Versailles, Miellez, Nagel en Warscewicz deelnamen.
   De eerste Engelse cultivars waren van F.globosa en F.fulgens afkomstig en werden toentertijd op het vaste land te Hamburg, Flottbeck en Frankfurt voor 10½ shilling verkocht, niettegenstaande F.coccinea zelfs in het begin van de 18e eeuw meer dan circa 1 gulden had kunnen opbrengen, en de echte species ook tegenwoordig, met niet meer dan 10 ą 15 stuivers, en nieuwigheden met ten hoogste 2 gulden betaald werden. Evenwel, reeds in 1842, werden door Boeckmann  te Hamburg 12 van de nieuwste cultivars voor 9 Marken, en 25 andere cultivars volgens keuze van de leveranciers voor totaal 7 Marken verkocht. De eerste Duitse cultivars werden bij Boeckmann verkregen door het bestuiven van F.globosa, en bij Warscewicz door het bestuiven van F longiflora, F.reflexa, 'Harrisonii', 'Mutabilis', F.virgata,'Fargetti' en anderen, met het stuifmeel van F. fulgens. Warscewicz maakte daarbij de opmerking, dat deze cultivars het uiterlijk van de vader, doch de bladeren en bloemen van de moeder aannemen.
Afb.27 'Prince Albert' - Bron van deze plaat onbekend.
Afb.28 'Constellation' - 'Floricult Cab.', plaat 73
   Onder de cultivars van Engelse oorsprong maakten vooral 'Chandler', 'Standishii', 'Fulgens dependens' en 'Fulgens Hartwegianus' zeer veel opgang; hetzelfde was echter ook het geval met 'Fintelmanni'  en 'Koopmanni' van Boeckmann en met 'Bertrami' en 'Bergemanni' van Warscewicz, waarvan de eerste in 1841 uit 'Harrissonii' en F.fulgens gewonnen werd, en de laatste wat de vorm van haar bloemen betrof, een afspiegeling scheen van de merkwaardige F. integrifolia Lindl.. In 1842 werden door Smith in Dalton ook zeer fraaie mestiezen [*zie verklaring begrip 'mestiezen' onderaan deze pagina}  voortgebracht, die echter op haar beurt weer overtroffen werd door 'Prince Albert', [zie Afb.27 bron onbekend]  die door Brown uit F.globosa x F. fulgens was ontstaan.
Aan deze cultivar werd door de Engelse kwekers de voorkeur gegeven boven 'St.Clare' van Menham, tuinman van kolonel Harcourt op St. Clare op het eiland Man, niettegenstaande Lindley deze als de schoonste onder alle variėteiten van het geslacht fuchsia geroemd had. In 1843 werd voor 'Prince Albert' en 'St. Clare' tussen de 6 en 7 gulden per stuk betaald. In 1844 en 1845 ging men F.corymbiflora gebruiken voor het verkrijgen van nieuwe varieteiten. Als fraaiste variėteiten daarvan noemt men 'Constellation' [ Floricult. Cab., plaat 73, zie Afb. 28] van de kweker Miller te Ramsgate, 'Coccinea Vera' van Smith  en'Venus Victrix' [ Floricult. Cab., plaat 169, zie Afb.29].
  Vanaf dit tijdstip nam echter het voortbrengen van tussenvormen zodanig toe, dat de kweker De Jonghe te Brussel, zich in 1846 nog in staat voelde uit een nog aanzienlijker aantal, groepen van 50 van de fraaiste variėteiten te koop aan te bieden. Onder deze vijftigtallen roemde hij als de schoonste 'Duchess of Sutherland', in 1845 door Gaine gewonnen.
  Toen men verder ook F.macrostemma in de kruisingen had opgenomen, werd het veld in de keuze nog ruimer, zoals blijken kan uit een opsomming van 150 variėteiten, door Bosse in 1849 als uitstekend aangeprezen. De gebeurtenis, die in de daarop volgende jaren de meeste beweging veroorzaakte, was de aankondiging van de Engelse kweker Story, dat het hem gelukt was, fuchsia's met witte bloemkronen te kweken. Wel stelde de schraalheid van de eerst verkregen exemplarenen van hun enigzins armoedige bloei het publiek min of meer te leur, maar het vertrouwen dat hierin verandering zou komen - wat dan ook later werkelijk plaats had - temperde die teleurstelling in hoge mate. Slaan wij bij deze gelegenheid een blik op het ontstaan van de bleekkleurige fuchsia's in het algemeen.

Afb.29 'Venus Victrix' - 'Floricult Cab.', plaat 169

Afb.30 Linksboven:'Striata' - 'Florist', plaat 632

De eerste pogingen om bleekkleurige fuchsia's te verkrijgen, beantwoordde in het begin geenzins aan de verwachting. Wel onderscheidde zich de cultivar 'Chandleri' in 1840 door bloemen van een perzikrode kleur, en zag men 'Adonis' van Broeckmann in 1841 lichtrozerode kelkslippen dragen met witte toppen, maar toch was het niet vóór 1843, dat de Engelsen, en in de eerste plaats Youell, met fuchsia's voor den dag kwamen, die een geheel witte kelk hadden, en waarbij het contrast tussen deze en de blauwe kroon een verrassende uitwerking deed. De eerste fuchsia met een witte kelk werd 'Venus Victrix' [ Floricult. Cab., plaat 169, zie Afb.29] gedoopt en deze was afkomstig van Youell.
   Nu men het eenmaal zo ver gebracht had, begon men zich ook op variėteiten fuchsia's met witte kronen toe te leggen. In het begin scheen die poging echter niet te zullen slagen, daar men het niet verder dan tot vleeskleurige, lichtrode en lichtblauwe kronen brengen kon ('Incarnata' van Smith, 'Scaramouche' van Meillez). Uiteindelijk na tien jaar toeven bewees in 1854 de varieteit 'Mrs. Story' dat men de zaak gewonnen had; en nu duurde het ook niet lang of er werden, vooral in de kwekerij van Cornelissen analoge variėteiten in vrij grote getalen voortgebracht. In 1856 deden de fuchsia's met gestreepte kronen 'Gloire de Russelsheim' en 'Striata' [Afb. 30] en iets later die met gestippelde kelken hun intrede. De pogingen echter om fuchsia's met gele kelken of kronen te kweken mislukten tot op heden geheel; want de 'Souvenir de Leipzig' van Cornelissen kan ten hoogste als een cultivar met vuil witte kleuren worden aangemerkt.
   Al deze nieuwigheden van het vaste land werkten zeer ongunstig op de afzet van fuchsia's uit Engeland, hoewel het niet is te ontkennen dat onder de minstens 100 variėteiten, die in 1858 en 1859, en de 60 variėteiten, die in 1860 en 1861 door Duitse en Franse kwekers in de handel gebracht werden, toch de produkten van Banks - zoals bijvoorbeeld 'Souvenir de Chiswick' - de palm der overwinning behaalden.
   Omtrent de bouw van de fuchsia-bloemen valt op te merken, dat teruggeslagen kelken van nature zelden en dan nog slechts bij kleinbloemige soorten worden aangetroffen. Een voorbeeld daarvan is F.lycioides. Gewoonlijk zijn de kelkslippen min of meer uit elkander geweken, en bereiken zij ten hoogste een horizontale stand. Vier bloembladen, van nature rechtopstaande en min of meer spiraalsgewijze om elkander gedraaid, sluiten zij in. De inspanning van bloemisten om wijder geopende en meer klokvormig uitgespreide kronen en teruggeslagen kelken te verkrijgen, is voor eerstgenoemden tussen de jaren 1840 en 1850, en voor de laatsten tussen de jaren 1850 en 1860 met een gunstige uitslag bekroond. In 1860 werd door Twerdy - een Duitse kweker - zelfs een fuchsia variėteit uitgebracht, waarvan de kelkslippen niet alleen naar buiten gekromd, maar die letterlijk opgerold waren. Hij noemde deze 'Franz Jozef I'.
   Het jaar 1847 neemt in de geschiedenis van de fuchsia's een belangrijke plaats in. Tot dantoe   hadden namelijk de bloemen van mestiezen, uit zaad verkregen, nooit anders uitgeblonken dan door hun grote of kleur; tot eindelijk de kweker Bruneau uit Parijs onder een zaaisel fuchsia's één exemplaar aantrof, waarbij de bloemdelen - 20 tot 24 in getal - op de wonderlijkste wijze dooreen waren geplaatst. Deze monsterachtige bloemen nu openden het vooruitzicht, dat men weldra goed gevormde dubbele fuchsia's zou verkrijgen, en die hoop werd dan ook in de eerste helft van het zesde decennium van de 19e eeuw verwezenlijkt.

(Wordt vervolgd in deel V)

.

* Verklaring begrippen  'bastaarden'' en 'mestiezen'

Men noemt in de Botanie alle tussenvormen die uit een kruising van species voortkomen 'bastaarden';  Kruisingen voortgekomen uit cultivars noemt men 'mestieven''.
 
.

Vervolg in: deel V - deel VI      Terug naar: - deel I - deel II - deel III

'Gelderse Fuchsia Info-site'- november 2008