Fuchsia-info Magazine

             

 

18-I. Uit de geschiedenis van de fuchsia's - Deel I

.

Periode 1696 - 1866

To English version

Onlangs vond ik tijdens het opschonen van mijn archief met allerhande fuchsia informatie, een aantal copiën van een artikelen-serie uit het tuinmagazine 'Onze tuinen' van 1925. Tesamen vormden deze artikelen een zeer gedetailleerd overzicht van de historie van de fuchsia in de periode 1696 - 1866. Veel van de daarin gegeven informatie had ik nog in geen enkel fuchsiaboek of op een website van het internet gelezen. In de artikelen waren geen afbeeldingen opgenomen, maar wel stonden erin veel verwijzingen naar antieke botanische boekwerken, waar een lithografische print van een beschreven fuchsia was te vinden. Maar die oude boekwerken zijn zeer schaars en kostbaar en zijn ook niet of nauwelijks te raadplegen in universiteits bibliotheken etc.. Echter, van de vele verwijzingen naar die platen heb ik inmiddels via internet digitale afbeeldingen verzameld. Daarom werd het nu mogelijk de overgenomen tekst geillustreerd hier op het internet weer te geven. De tekst in het tuinblad is opgesteld in 'oud-hallandse' taal en staat vol germanismen door de vertaling uit het Duits. Voor deze website is die tekst uit de copieën nagenoeg integraal overgenomen en slechts ten dele voor betere leesbaarheid naar hedendaags Nederlands omgewerkt. Maar denk u bij het lezen ervan wel in, dat u navolgende informatie en die in de daarop volgende vervolgartikelen zo interpreteert, alsof het nu het jaar 1925 is !!

.

   De plant 'Fuchsia' met de mooie rode 'bellen', die zo sierlijk afhangen tussen de ovale groene blaadjes, kent bijna iedereen. Vooral vroeger werd deze Zuid-Amerikaanse plant in tal van variaties gekweekt, in allerlei vormen als potheestertjes voor bloemperken, balkon- en raamversiering, of in figuurvormen geleid aan stokjes of tegen hekjes.
   De dankbaarste vorm voor de fuchsia als cultuurplant is wel het kroonboompje met de min of meer horizontale spreiding van de takken, van waar de kleurige bloemen in rijen uit de slanke, groenbebladerde twijgen afhangen, en waarbij de grote schoonheid der verschillende variëteiten pakkend tot uiting komt. Er is een grote verscheidenheid in de bloemen van de verschillende soorten en variëteiten. Men heeft ze met rode kelkjes en witte of blauwe bloemkroonblaadjes, enkel en dichtgevuld, met slanke of ronde bloemknoppen, met korte en lange bloemen, waarbij de meest karakteristieke eigenschap - die tevens tot de grote schoonheid der fuchsiabloemen aanmerkelijk bijdraagt - is gelegen in de vèr buiten de bloemkroon uitstekende meeldraden en stijl.
   De opkomst en het glorietijdperk van de fuchsia ligt thans vèr achter ons en die is te zoeken in de vorige eeuw, toen telkens nieuwe soorten (species) werden ingevoerd en de kwekers zich beijverden nieuwe cultivars uit zaad te winnen. En er werd toen veel geld met de teelt van deze planten verdiend, tot ze tenslotte overal ingeburgerd en evenzo populair geworden waren als de Geranium (Pelargonium). Maar dat wil niet zeggen, dat de fuchsia thans uit de cultures en de plantenliefhebberij verdwenen is. Het is een zeer gewilde plant voor 'Floralia-verenigingen', en sommige kwekers - vooral in Frankrijk en Duitsland- houden nog steeds mooie collecties van verschillende fuchsiavariëteiten in stand, terwijl in oude tuinen en op buitenplaatsen vaak nog fraaie kroon- of stamboompjes te vinden zijn.

Charles Plumier

  De Franciskaner monnik Charles Plumier - zo lezen we daar - (volgens Wildenow in 1646, volgens Sprengel in 1666 te Marseille geboren), ontdekte in 1696, op zijn tweede reis door Amerika, op last van Lodewijk XIV ondernomen, een sierlijke heester, die hij, ter ere van de beroemde kruidkundige Leonard Fuchs, 'Fuchsia' noemde en die hij als 'Fuchsia triphylla flore coccineo' beschreef in 'Nova plantarum Americanarum genera, Parisiuis, 1703'. Linnaeus handhaafde de naam 'Fuchsia' en deelde, de planten daardoor aangeduid, onder de 8e klasse 1e orde van zijn systeem (Octandria Monogynia) in. In de reeks van de natuurlijke familiën behoren de fuchsia's tot de Onagrariaceeën of Oenotheraceeën.
 Meer dan een eeuw verliep er, alvorens er aan de enige bekende fuchsia, anderen werden toegevoegd. Eerst in 1820 kwam hierin, door de nieuwe ontdekkingsreizen naar het westen van Amerika, verandering en sinds dien kan men zeggen, dat het aantal species van bovengenoemd geslacht gestadig en in niet geringe mate is toegenomen.
  De fuchsia's komen van nature voor op vochtige beschaduwde plekken in bossen, of ook wel op zacht glooiende hellingen, en zijn het talrijkst in Mexico, Peru, Columbia en Chili. Enkele species werden in Nieuw-Zeeland aangetroffen.
   In 1825 maakte De Candolle in zijn 'Prodomus' reeds gewag van 26, en Dietrich in 1841 in zijn 'Synopsis' van 34 species van fuchsia's. In 1848 was dit getal reeds tot 40 gestegen, en tegenwoordig ( Red.: toen was het anno 1866! ) mag men aannemen, dat het tussen 40 en 50 bedraagt. Wij moeten er echter terstond aan toevoegen, dat lang niet al deze species in onze tuinen worden aangetroffen. De eerste invoer van een fuchsia in Europa dateert van 1788. Toevalligerwijze was het tevens de eerst ontdekte fuchsia van Plumier, welke men voor die invoer bestemd had.
 F.coccinea Ait. [Bot.Cab. plaat 933 en Curtis's Bot. Cab. plaat 97, zie afb.1], die door Plumier als  Fuchsia triphylla flore coccineo is beschreven, welke als eerste van alle soorten is ontdekt, heeft een scharlakenrode kelk en een paarsblauwe kroon. Aan het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw werd deze veel als 'sieraad' in plantenkassen tentoongesteld. Kort na haar invoer, trof men ze in Duitsland in de hoftuin te Stuttgart, en bij de koopman Bremer in Tillit aan. Bij laatstgenoemde bloeide zij in 1796. Men behandelde haar met de meeste zorg, zo zelfs dat, in 1810 een plantenliefhebber zich openlijk beklaagde dat hem twee exemplaren van zijn fuchsia's ontvallen waren, omdat hij ze, op aanraden van sommige schrijvers, in de open lucht had laten staan. Lang was en bleef F.coccinea de enige geliefkoosde van haar geslacht, zoals onder andere kan worden opgemaakt uit het feit dat men in de uitgave van 1832 van 'Wrelow's Garten-freund', geen andere dan alleen  F.gracilis aan haar zijde geplaatst vindt. Men vindt  F.coccinea tot op de huidige dag in vele tuinen. Nog onlangs werd daarvan een cultivar met de naam 'Coccinea superba' gewonnen.

J19-F.coccinea Scarlet fuchsia 97 26kB.jpg (26065 bytes)

Afb.1 F.coccinea - plaat 97 in 'Curtis's Bot. Mag.'

 F.lycioides Andr. kwam in 1796 vanuit Chili en de noordwestkust van Amerika tot ons. Zij had een helderrode kelk en een roodpaarse kroon. Andrews beeldde haar af in zijn Bot. Register op plaat 120 [zie afb.2a] en Curtis in zijn Bot. Mag. op plaat 1024 [zie afb.2b].
   F. excorticata L. werd daarna volgens Porcher in 1821 vanuit Nieuw-Zeeland naar Engeland overgebracht. Deze staat afgebeeld in Bot. Reg. plaat 857, in Otto's Abbild op plaat 46 en in het Bot. Cabinet op plaat 1347. Men noemt haar wel fraai, maar teder. Haar kelk verandert van groen in blauw en uiteindelijk in rood; haar kroon is donkerpaars.

J19-F.lycioides Bot.Register 1800 90kB.gif (91458 bytes)

J19-F.lycioides 85kB Edwards.jpg (86628 bytes)

J19-F.arborescens 37kB.jpg (37745 bytes)

Afb.2a  F.lycioides - Plaat 120 in 'Bot. Reg.'

Afb.2b F.lycioides - Plaat 1024 in 'Curtis's Bot. Mag.'

Afb.3 F.arborescens - Plaat 2620 in 'Curtis's Bot. Mag.'

Afb.4 F.arborescens - Plaat 943 in 'Bot. Reg.'

.   In 'Reiders Annales' vindt men een afbeelding van F.arborescens Sims [Curtis Bot. Mag. plaat 2620, zie  afb.3; Bot. Reg. plaat 943, zie afb.4], en daarbij tevens de opmerking, dat deze species sedert 1824 als sierplant in de cultuur is opgenomen. Van haar vroegere zeldzaamheid getuigt, dat zij in 1830, op een bloemententoonstelling in Wenen met een prijs werd begiftigd. Later trof Hartweg te Oazaca, langs de lommerrijke boorden van een beek, een exemplaar van F. arborescens aan van 12 voet hoog en met een stammetje van 2 duim middellijn.

    Sommige schrijvers beschouwen F.syringaeflora [Flore des Serres, plaat 416-417] als een cultivar van F.arborescens, doch tegen deze opvatting zijn bezwaren n.l.: 1e. deze is niet afkomstig uit Mexico, 2e. dat zij met pluimen bloeit, wat deze niet doet. Voor het overige is F.syringaeflora voor de kweker slechts belangrijk, vanwege het feit dat zij in de herfst uitgeplant, in de winter bloemen geeft.

.

J19-F.gracilis van 175 66kB.jpg (67333 bytes)

Afb.5   F.gracilis - Plaat 847 in 'Bot. Reg.'

Afb.6 'Multiflora' - Plaat  1514 in 'Bot. Cabinet.'

  In 1825 werd, volgens Porcher, F.gracilis Lindl. [Bot. Reg. plaat 847, zie afb.5, het Bot. Cab.. plaat 934 en het Curtis's Bot. Mag. plaat 2507] vanuit Chili en Mexico in de Europese tuinen ingevoerd. Ten opzichte van de kleur van haar bloemen niet ongelijk aan F.coccinea, onderscheidde deze nochtans door haar slankere en sierlijker stammetjes. Don hield deze soort voor een cultivar van F.macrostema. Een veelbloemige cultivar van F.gracilis is 'Multiflora', deze vindt men in het Bot. Reg. plaat 1052 en het Bot. Cabinet plaat 1514 zie afb.6]. 

De invoer uit Mexico in Europa van F. microphylla H.B. [Bot.Cabinet. plaat 1545, zie  afb.7 ] dateert volgens Porcher van 1827.  

J19-F.microphylla Bot. Register 1829.jpg (45866 bytes)

Afb.7   F.microphylla - Plaat 1545 in Bot. Cabinet

J19-F.globosa Curtis plate 3364 51kB.jpg (51983 bytes)

Afb.8   F.globosa- Plaat 3364 in 'Curtis's Bot. Mag.'.

 Laatstgenoemde species heeft een purperen kelk en een donker purperen kroon, en behoort, met F.cylindracea, tot de beste species met kleine bloemen, zodat zij dan ook tegenwoordig, zelfs in kwekerijen van naam, nog vermenigvuldigd wordt. Een cultivar uit F.microphylla met grotere bloemen is bij de kwekers bekend onder de naam 'Grandiflora'.

  F.linoides, in 1830 door Reider afgebeeld, was niet fraai genoeg om zich als sierplant te kunnen handhaven. Het omgekeerde was daarentegen het geval met F.globosa Lindl., die zeer grote opgang maakte, en harder en steviger van aard, zich terstond als sierplant voor de kamer aanbeval.

 Achtereenvolgens was deze soort afgebeeld in het Bot. Reg.  plaat 1556, het Bot.Cabinet. plaat 1981, en het Curtis's Bot. Mag. plaat 3364 [zie afb.8]. Van nature is F.globosa laag; daarentegen echter staat de eigenschap, dat zij zeer mild bloeit. Haar bloemen hebben een scharlakenrode kelk en een bruinpaarse kroon. Door kruisingen tussen F.coccinea en F.globosa verkreeg men meerdere cultivars, die alle in die tijd zeer gezocht waren. Omtrent de oorsprong van F.globosa verkeert men in het onzekere; ja zelfs gaan sommige schrijvers zo ver, haar als een cultivar van F.macrostemma te beschouwen en deze de rang van species te betwisten. Onder de belangrijkste cultivars van F.globosa behoren de varieteiten 'Erecta' met rechtopstaande bloemen en de varieteit 'Maxima' met grotere en mooiere bloemen; voorts enige andere cultivars, die in 1852 door Meillez in de handel werden gebracht.

,

 Nog een betere ontvangst dan aan F.globosa viel aan F. fulgens Lindl. [zie afb.9] ten deel, wat dan ook, wegens de grote menierode bloemen en gehardheid van deze plant, niet te verwonderen was.
   F.fulgens werd door twee Spaanse natuuronderzoekers - Mocino en Seffe - in Mexico ontdekt, doch eerst in 1837 door Hartweg naar Engeland overgebracht. Zij bloeide het eerst bij de kweker Lee te Hammersmith, en verschafte aan deze de zilveren medaille van de Horticultural Society. Een jaar later stelde Audot haar op een vergadering van de Société royale d'horticole te Parijs tentoon, en verwekte zij vrij wat opzien. Door kruisingen tussen F.fulgens met F.globosa conica en F. gracilis werd de lange reeks van cultivars verkregen,die tot op de huidige dag nog altijd gezocht blijven. Tot in 1841 gold F. fulgens als de schoonste onder alle bekende species en werd een van haar verscheidenheden - F.dependens Hook - in die tijd voor 3 Marken te Flottbeck en voor 10 franken te Luik verkocht. De rijpe bessen van F.fulgens zijn eetbaar en ruiken naar appelen.

Afb.9  F.fulgens- Plaat 107 in 'Favorite Flowers of Garden and greenhouse'  van Edward Step

       
 Tegelijk met F.fulgens werden vele andere soorten in de handel gebracht; omdat daarvan de oorsprong niet altijd met zekerheid was aan te wijzen. Ongetwijfeld moeten zij voor een groot deel als bastaarden (cultivars) beschouwd worden. Tot die rubriek behoort o.a. de 'Mutabilis' van de Engelse bloemisten, sedert 1836 bij de kwekers bekend en evenzeer 'Thomsonii' en 'Youngii grandiflora'. Men gelooft vrij algemeen dat 'Mutabilis' van 'Macrostemma', en 'Thomsonii' van 'Macrostemma' x F.gracilis afstamt. 'Mutabilis' heeft een scharlakenrode kelk en een aanvankelijk blauwe, doch later blauwviolette kroon        
((Wordt vervolgd in deel II)

.

.

Vervolg in: deel II - deel III - deel IV - deel V - deel VI

 

Op de website Kwetki.ru is een vertaling in de Russische taal te lezen van deel I, deel II en deel III

'Gelderse Fuchsia Info-site'- november 2008